BLOKFLUITPROBLEMEN

Elke blokfluit heeft onderhoud nodig en soms heeft een blokfluit echt een probleem. Jan Bouterse geeft hier onder in het kort een toelichting op de problemen die u bij uw blokfluit kunt tegenkomen.

  • Heesheid. Dit heeft vrijwel altijd te maken met condensvocht in de kernspleet. Dit vocht ontstaat altijd bij het spelen, maar geeft weinig problemen wanneer het een dunne film over de blokbaan of het dak van de kernspleet vormt. Bij een vuile of vette spleet, of wanneer de kop van de blokfluit onvoldoende is warm geblazen, of ook bij een te smalle of onregelmatig gevormde kernspleet kan de condens zich als als druppels ophopen. Remedie: warm blazen van de blokfluit, ontvetten van de kernspleet (met een anti-condensmiddel) of anders een servicebeurt bij een fluitenbouwer of -reparateur.

  • Tonen die niet aanspreken. Vaak gaat het daarbij om 'lastige tonen' als de cis3 of f3 op de altblokfluit. De oorzaken kunnen velerlei zijn: van een uitgesleten duimgat tot een te hoog blok. De fluitenbouwer zal vragen of de problemen er altijd zijn geweest, of van recenta datum zijn. Soms is de oplossing van het probleem simpel, maar vaak ook niet.

  • Onzuivere tonen. Soms kunnen onzuivere tonen worden bijgestemd door vingergaten bij te snijden, maar de oorzaak ligt eigenlijk steeds in onregelmatige krimp van de boring. Hinderlijk zijn octaafsprongen die te wijd (geworden) zijn, bijv. a1-a2 op de altblokfluit. Naruimen van de boring is iets wat jij bij vals geworden blokfluiten in de eerste plaats zou moeten doen, maar dat kan het beste door de bouwer van het instrument zelf gebeuren.

  • De blokfluit klinkt in zijn geheel te laag, of te hoog. Was dit altijd zo? Soms kan een middendeel van een te lage blokfluit door een fluitenbouwer iets worden ingekort, maar vaak gaat dit ten koste van de zuiverheid of het aanspreken van de tonen. Een ervaren fluitenbouwer heeft nog een paar andere trucs om de stemming van een blokfluit aan te passen, maar steeds geldt dat het instrument er niet echt beter van wordt.

  • Tonen waarvan de klank slecht is ten opzichte van andere tonen. Dit is meestal een lastig probleem. Voorbeeld: bij een altblokfluit de lage g (g1) die sterk boventonig is, terwijl de a1 juist heel 'kaal' klinkt. Dit ligt meestal aan het ontwerp en de afwerking van de blokfluit. Dat geldt ook voor bijgeluiden als wolftonen, 'ritsels' en ruis die niet door heesheid wordt veroorzaakt. Het kost een fluitenbouwer veel tijd om de oorzaken van zulke problemen te achterhalen, en nog meer moeite om er iets aan te kunnen doen.

  • Scheuren. Bij scheuren gaat het om de plaats in de blokfluit waar de deze optreden. Bij een houtsoort als palissander met wat grotere houtvaten zijn scheuren vaak moeilijk te zien. Soms kunnen scheuren (goedkoop) worden verlijmd, vaak ook is een (duurdere) versteviging van het hout nodig met een ring van bijv. kunstivoor of metaal, zoals bij de tapholtes of in de omgeving van de kernspleet.

  • Schimmel. Een regelmatig voorkomend probleem, vooral in blokfluiten die van zachte houtsoorten zijn gemaakt. Soms zit de schimmel alleen in het oppervlakkige vuil in de kernspleet. Bestrijding en verwijdering van de schimmel is vaak wel mogelijk, maar het hout heeft vaak nogal te lijden gehad van de aantasting; bovendien kan de schimmel terugkeren.